Vermoeden van autisme
Autisme?
Vermoeden autisme
In vele gevallen kan het zijn dat de school van je kind vermoedens heeft van autisme.
In dat geval zal de leerkracht die vermoedens aan de hand van voorbeelden in de klas uitspreken.
Het kan ook zijn dat de vermoedens via de zorgleerkracht van de school of het CLB worden uitgesproken.
Wanneer dit is kan de school normaal de ouders op weg helpen om gespecialiseerde hulp te zoeken en adressen om dit nader te onderzoeken.
Maar het gebeurt ook zeer vaak dat de ouders het vermoeden hebben en de creche's, onthaalouders of scholen dit niet direct door hebben.
Ouders zijn op dat moment op zoek naar bevestiging en naar hulp.
Wat kan je doen?
- bespreek je vermoedens met de begeleider of leerkracht van je kind. Vraag na of men bepaalde zaken ook al is opgevallen.
- bespreek je vermoedens met je huisarts of kinderarts. Hij/zij kent je kind al lang genoeg om zelf misschien ook iets opvallends te hebben gezien of weet de weg naar waar je heen kan.
- soms is er al begeleiding (logopedie, psychologe, kinesist, ergotherapie,...) opgestart. Vraag na of daar opvallendheden zijn.
Het is belangrijk voor je naar een diagnosecentrum gaat dat je voldoende info hebt.
Hoe meer voorbeelden je kan geven hoe gemakkelijker het is om je vermoedens uit te spreken.
Waar?
Een diagnose kan gesteld worden in verschillende centra.
De bekendste centra zijn deze voor ontwikkelingsstoornissen, referentiecentra autisme of private diagnosecentra.
De Centra voor ontwikkelingsstoornissen of referentiecentra zijn gesubsidieerd door de overheid waardoor de kostprijs aanzienlijk lager ligt dan private diagnosecentra.
Vraag zeker raad aan de huisarts of kinderarts.
Maar helaas, de wachtlijsten voor onderzoeken rond diagnostisering bij autisme is ook hier een probleem.
Hoe verloopt een onderzoek?
Tijdens het onderzoek wordt je kind door verschillende professionals in hun eigen vakgebied "onderzocht".
In het multidisciplinair team zit een arts, psycholoog, orthopedagoog, logopedist en kinesitherapeut.
De diagnose wordt gesteld aan de hand van het classificatiesysteem DSM-5 (Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders) en gebeurt zeer vaak pas na de leeftijd van 2 jaar.
Bij het onderzoek wordt er in de meeste gevallen ook een IQ test uitgevoerd.
Hier kan men vaak ook zien waar men in uitblinkt en wat men in therapieën kan gebruiken om gedrag te veranderen.